Het bevolkingsonderzoek darmkanker is tien jaar oud. Sinds de invoering in 2014 zijn er een boel positieve resultaten te melden. Zo is de overlevingskans gestegen, en wordt de ziekte steeds vroeger ontdekt.

Warner van der Louw

Het is met 12.000 diagnoses per jaar een van de meestvoorkomende kankervarianten in Nederland: darmkanker. Om die aantallen terug te dringen werd in 2014 het bevolkingsonderzoek darmkanker ingevoerd. Nederlanders tussen de 55 en 75 jaar worden daarmee getest op endeldarm- en dikkedarmkanker. Met succes: de ziekte wordt sindsdien in een steeds vroeger, voor de patiënt gunstiger stadium ontdekt, wat zorgt voor minder noodzakelijke operaties en betere overlevingskansen.

‘Als darmkanker in een vroeger stadium wordt ontdekt, is het vaak beter te behandelen’, benadrukt het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), dat onderzoek deed naar de effecten van tien jaar bevolkingsonderzoek darmkanker. De cijfers liegen er niet om. Voordat darmkanker in de bevolkingsonderzoeken zat, bevond 18 procent van de gevonden tumoren zich in stadium I, de gunstigste fase. Sinds de grootschalige controles is dat gestegen naar ruim dertig procent. De ongunstigste fase voor darmtumoren, stadium IV, daalde juist van ruim 25 naar minder dan twintig procent. In stadium IV is de tumor uitgezaaid en kan de patiënt niet meer genezen.

Overlevingskans 10 procent gestegen

Ook de overlevingskans is gestegen. Van alle mensen die in 2010 de diagnose darmkanker kregen, was na vijf jaar nog 61 procent in leven. Inmiddels is dat percentage hoger: in 2022 leefde 71 procent nog. ‘De 5-jaarsoverleving nam dus toe met 10 procent’, schrijven de onderzoekers. Volgens hen komt dat vooral door het vroeg ontdekken van tumoren en poliepen, die verwijderd kunnen worden voordat ze (uitgezaaide) kanker veroorzaken.

Bijzonder goed nieuws was er voor mensen met endeldarmkanker, voor wie de behandelmogelijkheden verbeterden. Een kwart van de mensen met darmkanker heeft endeldarmkanker. De behandeling bestaat voor veel patiënten uit het volledig weghalen van de endeldarm. Een indringende ingreep, waarbij ook de anus en de kringspieren worden verwijderd. Patiënten zullen de rest van hun leven een stoma moeten dragen.

about:blankhttps://acdn.adnxs.com/dmp/async_usersync.html

De voorkeur gaat dan ook uit naar een alternatieve behandeling, die het IKNL ‘orgaanbesparend behandelen’ noemt. Hierbij worden patiënten behandeld met een combinatie van chemotherapie en radiotherapie, gevolgd door een zogenoemd wait and see-beleid, waarbij de groei van een tumor in de endeldarm wordt gemonitord. In 2010 was dit voor slechts 5 procent van de patiënten een optie, in 2022 was dit al bijna 30 procent.

‘Kom nog eerder met oproep’

De leeftijd van 55 jaar voor het bevolkingsonderzoek, zou wat Elles van Geest (54) betreft naar beneden mogen. Zelf kreeg ze op haar 48ste de diagnose endeldarmkanker. “Ik had geen klachten, maar viel in de risicogroep door een genetische afwijking. Toen ik werd onderzocht, bleek ik al endeldarmkanker te hebben. Dat was een enorme shock.”

Bij later onderzoek bleek Elles niet alleen endeldarmkanker, maar ook nog dikkedarmkanker te hebben. Beide werden verwijderd; Elles leeft tegenwoordig met een stoma. “Mijn kwaliteit van leven is enorm achteruitgegaan. Ik moet opletten wat en wanneer ik eet. Sociaal heeft het veel impact, omdat ik minder energie haal uit de voeding die ik binnenkrijg en het is ook van invloed geweest op mijn zelfbeeld. Zo’n stoma is niet bepaald sexy.”

Kwaliteit van leven is voor Elles dan ook het belangrijkste argument om te pleiten voor een lagere leeftijdsgrens. “Zet het op 35, of desnoods 40. De risicogroepen weten vaak niet dat zij risico lopen. Natuurlijk kost het geld, maar je boekt zoveel meer winst. Bovendien, als ik er niet bij toeval achter was gekomen dat ik darmkanker had, had ik de 55 waarschijnlijk nooit gered.”

Is die lagere leeftijdsgrens een optie? In 2023 legde toenmalig minister Kuipers van volksgezondheid een advies van de Gezondheidsraad voor een proef met een eenmalig bevolkingsonderzoek van mensen rond de 50 jaar naast zich neer. Primair omdat de minister het ‘minder logisch’ vond om alleen 50-jarigen te screenen, zonder herhaalscreening binnen twee jaar. Een volledige aanpassing van het bevolkingsonderzoek werd door de Gezondheidsraad afgeraden omdat het nut en de baten niet opwegen tegen de risico’s en de kosten.

  • Deel dit bericht via